Jaren geleden liet ik een filmpje van een behandelsessie een aan goede vriend van me zien. Ik was er trots op. Nadat hij het bekeken had, zei hij: ‘Heel leuk, maar dit hou je toch niet vol?’
In een eerdere column schreef ik: Werken met mensen betekent dat je geeft. Je wilt dat behandeldoelen gehaald worden, dat er oplossingen worden gevonden voor allerlei obstakels, dat mensen blij en weer een stapje verder de deur uitgaan. Hiervoor zet je alles in: je vakkennis en vaardigheden, je volle aandacht, je inlevingsvermogen, je flexibiliteit, je rust.
Ik herlees het dichtgetimmerde blokje vol goed gekozen en belangrijke woorden en voel een koude benauwdheid in mijn ribbenkast. Heel eerlijk? Het leest als blablabla, als het begin van een onvermijdelijke burn-out.
Laat ik het anders zeggen. Ik zie de opsomming van een set onhaalbare kaarten. Wat gebeurt er als ik probeer hieraan te voldoen: de energietank loopt leeg door onevenredig veel geven van mijn kant. Dit betekent in de praktijk dat ik halverwege de werkdag al uit mijn reserves moet putten, dat het voorkomt dat ik mijn ongeduld en frustraties met moeite onderdruk, dat ik bezig ben met mijn eigen onvermijdelijke falen. Gezellig. Daar zit geen cliënt op te wachten. Niet dat ze daar iets van zouden merken overigens, ik ben een meester in verbergen (kost ook weer energie, help!).
Mijn oplossing: minder behandelsessies per dag en een goede, gedegen voorbereiding. Het eerste heeft financiële consequenties. Ik wuif dit normaalgesproken weg – ‘als ik maar genoeg verdien om een beetje leuk te kunnen leven’ – maar feit blijft dat ik daar wel rekening mee moet houden. Voor nu genoeg over dit punt. Het tweede, de gedegen voorbereiding geeft me houvast. Toch wringt daar iets. Gedegen en houvast, het zijn woorden die niet bij me passen. Innerlijk strijd ik er dan ook tegen, laat zo nu en dan m’n plannen los, ga weer op de intuïtieve toer. Soms met succes maar vaak ten koste van mijn energietank.
Een goede voorbereiding is natuurlijk prima. Noodzakelijk zelfs. Het gaat om de uitvoering, om hoe ík vervolgens aan die tafel zit. Gedragsverandering betekent in mijn geval: minder geven, meer achteroverleunen. Minder voor mijn beurt spreken, meer in stilte
afwachten. Minder oplossingen aandragen, meer zelf laten aanmodderen en een uitweg vinden.
Uiteindelijk draait het om het overdragen van de verantwoordelijkheid voor het leerproces aan de client. Of deze overdracht nou zo lastig is voor de client weet ik niet maar dat ik er zelf mee worstel lijkt me evident. En mijn eerdere opsomming van wat de ‘ideale therapeut’ moet kunnen helpt allesbehalve. Laat ik die torenhoge verwachtingen dan eindelijk eens loslaten. In godsnaam.
Afwachten, observeren, luisteren, vertrouwen geven. Het zijn woorden die me rustig en blij maken. Het is een basishouding voor een therapeut die ruimte schept, een houding die ik dat oude filmpje nog niet durfde aan te nemen. Het is een houding, een gedragsverandering waar ik naar streef en die ik af en toe te pakken heb.
Mijn ellenbogen zijn met regelmaat rood en ontveld omdat ik zo vaak naar voren geleund richting de client zit. De ‘geef-stand.’ Ik bedenk me nu dat deze ellenbogen een prachtige graadmeter zijn van hoe het gaat met mijn gedragsverandering. Op weg naar een gezonde en geheelde huid.
“Uiteindelijk draait het om het overdragen van de verantwoordelijkheid voor het leerproces aan de client.”