1+1+1=5, voor wiskunde zou ik niet slagen zou je zeggen. Maar in Nederland zijn we in de gelukkige positie dat er in de zorg een sterke link is tussen praktijk, onderwijs en onderzoek.
En hoewel studenten soms zuchten bij het lezen van wetenschappelijke Engelstalige artikelen voegt dit wel degelijk iets toe aan de kwaliteit van zorg.
Want wat heb je nu als aankomend zorgprofessional aan al die wetenschappelijke onderzoeken? En kun je er als doorgewinterde zorgprofessional ook iets mee? Vanuit een praktijkvraag de wetenschap induiken kan zeker verhelderend zijn. Ik zie het ook bij de afstudeeropdracht van Pro Education, dit is een N=1 studie, een wetenschappelijk onderbouwde casebeschrijving, die start vanaf een complexe praktijkvraag. Een vraag die niet zomaar te beantwoorden is met wat men al weet uit de praktijk. Wat zou er kunnen werken bij iemand met dementie die onrustig is in de nacht? Wat is de beste revalidatie na een complexe enkelbreuk? Hebben mensen met hypermobiliteit baat bij houdingsmanagement? Wanneer ga je over op sondevoeding bij mensen met spierziekten? Welke maatregelen zijn er zinvol ter voorkoming van decubitus? Vragen die deels door mensen met praktijkervaring beantwoord kunnen worden, maar het mooie van de N=1 studie is dat de student een casus benadert als een experiment. Eerst de cliënt en de hulpvraag goed in kaart brengen, en dan met een goede zoekopdracht de literatuur induiken. Daar komt soms informatie uit in een richtlijn, en soms moet men dieper graven in de databases.
Van daaruit komt de kracht van de 1+1+1=5 formule: er ontstaat een koppeling tussen de praktijkvraag, de wetenschappelijke kennis, én de ervaringskennis van de cliënt zelf. Want die cliënt die bouwt veel ervaring op met een aandoening, maar zeker ook met zichzelf. En de best werkende interventie uit de literatuur sluit mogelijk niet aan bij de mogelijkheden of de risico’s die de cliënt bereid is te nemen. Gezamenlijke besluitvorming is hierbij belangrijk, waarbij de cliënt een beter gewogen beslissing kan nemen als hij de juiste informatie krijgt van de zorgprofessional.
Maar waarom vindt men in de praktijk nu het inzetten van wetenschap nu zo taai? Als onderzoeker in opleiding begrijp ik dat wel een beetje. Er zijn volgens mij een aantal oorzaken voor. Ten eerste ligt het tempo van beide werkvelden totaal verschillend, de praktijk zoekt een oplossing voor de hulpvraag van nú en wil deze het liefst morgen inzetten, de wetenschap moet hiervoor een heel proces door en dat kan jaren duren (verzamelen van informatie over een aandoening, het ontwikkelen van een interventie, de juiste meetinstrumenten ontwikkelen, een pilotstudie doen, medisch-ethische procedures doorlopen, en dan pas het testen in grotere groepen proefpersonen).
Ten tweede zijn de publicaties van wetenschappelijk onderzoek vaak niet beschikbaar in makkelijk toegankelijke vakliteratuur, maar kan alleen gelezen worden via grote databases en zoekstrategieën. En probeer dan als zorgprofessional maar eens een selectie te maken uit alles wat daar uitkomt. Als er meerdere onderzoeken zijn rond een onderwerp, dan zijn er gelukkig richtlijnen, die het maken van een keuze voor de behandeling beter onderbouwen.
Een prachtig voorbeeld is de nieuwste paramedische richtlijn voor Parkinson, deze richtlijn heeft het totaal anders aangepakt. Geen lange papieren versie met allerlei wetenschappelijke verhandelingen, maar een online tool, met goede informatie en een beslisondersteuning. Neem eens een kijkje ter inspiratie: Parkinson paramedische richtlijn. Er is een variant voor de zorgverlener en de persoon die met Parkinson leeft, en juist die koppeling vind ik zo inspirerend. Daar kan ik dan weer heel blij van worden als ergotherapeut, studentbegeleider en als onderzoeker in opleiding!
Jacqueline Leenders - ergotherapeut en onderzoeker in opleiding
Jacqueline studeerde in 1994 af aan de Hogeschool Zuyd, opleiding ergotherapie en is naast haar werk als ergotherapeut ook onderzoeker in opleiding bij het Radboudumc en freelancer voor verschillende opdrachtgevers. Zo werkt ze ook als afstudeerbegeleider bij Pro Education en toegankelijkheidscoördinator bij Oerol. Haar werk- en onderzoekservaringen liggen op het vlak van revalidatie bij dwarslaesie en vermoeidheid bij spierziekten. Door de diversiteit aan werkervaring vindt zij het een mooie uitdaging om onderwijs, onderzoek en praktijk met elkaar in contact te brengen.